Wetgeving
Wetgeving rond online

Hoewel er op Europees niveau inspanningen zijn om wetgeving met elkaar in overeenstemming te brengen, zijn er nog veel verschillen tussen nationale wetten. Dit maakt van online haat een bijzonder moeilijke uitdaging. De online omgeving heeft een wereldwijd bereik. Een opmerking of post die in één land illegaal is, komt mogelijk niet in aanmerking voor verwijdering wanneer de server zich op een plaats bevindt, waar de post als vrijheid van meningsuiting wordt beschouwd.

Wil je informatie over de wetgeving rond haatmisdrijven in België, zie het onderdeel Wat is online haat precies? 5. Hier vind je een uitleg van de vaakst voorkomende begrippen en wat ze betekenen in een Belgische context.

In dit onderdeel van de website vind je informatie over de Europese wetgeving en richtlijnen, alsook de Belgische situatie wat betreft anti-discriminatiewetgeving.

Europese wetgeving en richtlijnen

Bij de strijd tegen online haatboodschappen en -misdrijven is er langdurige en grootschalige inzet nodig. Het doel moet zijn zowel getroffen personen te beschermen, ervoor te zorgen dat zij die behoren tot minderheidsgroepen niet het zwijgen wordt opgelegd met geweld en dreigementen, en dat er ruimtes blijven waar eenieders stem gehoord kan worden.

Online haatboodschappen en haatmisdrijven zijn het resultaat van de negatieve stereotypering van minderheden en kwetsbare groepen, waaronder LGBTI-personen. Ze kunnen ook gericht zijn tegen personen die gekend zijn door de daders en kunnen misdrijven inhouden als identiteitsdiefstal en blackmailing, met vooroordelen en intolerantie als motief.

Het is de lidstaten verplicht bijzonder zware vormen van haatboodschappen en het aanzetten tot geweld te verbieden.

1. Het kaderbesluit betreffende de bestrijding van bepaalde vormen en uitingen van racisme en vreemdelingenhaat door middel van het strafrecht (2008/913/JHA) van De Raad is bedoeld voor de harmonisatie van de wet- en regelgeving van de EU-landen in verband met bepaalde uitingen van racisme en vreemdelingenhaat, voornamelijk:

> publiekelijk aanzetten tot geweld of haat jegens een groep personen, of een lid van die groep, die op basis van ras, huidskleur, afstamming, godsdienst, overtuiging dan wel nationale of etnische afkomst wordt gedefinieerd;

> publiekelijk vergoelijken, ontkennen of verregaand bagatelliseren van genocide, misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden, indien de gedraging van dien aard is dat zij het geweld of de haat tegen een dergelijke groep of een lid van een dergelijke groep dreigt aan te wakkeren.

Met dit kaderbesluit wordt geëist dat lidstaten racisme en xenofobie sanctioneren door middel van doeltreffende, evenredige en afschrikkende straffen. Het instellen van een onderzoek of vervolging van racistische en xenofobe delicten mag niet afhankelijk zijn van een aangifte of klacht van het slachtoffer.

Het Europees Parlement, het Europees Bureau voor de grondrechten en de Raad eist dat lidstaten het kaderbesluit omzetten zodat het ook genderidentiteit en seksuele geaardheid omvat.

Verder voegde de raad het aanvullend protocol toe aan het Verdrag inzake cybercriminaliteit, waarbij online haatdragende taal werd gedefinieerd als “elk geschreven materiaal, elk beeld of elke andere voorstelling van ideeën of theorieën die haat, discriminatie of geweld bepleit, bevordert of aanzet tegen een individu of groep individuen ”. Helaas vermeld het protocol (nog) niet expliciet seksuele oriëntatie, genderidentiteit of geslachtskenmerken.

2. Het ‘Victim’s Rights Directive (2012/29/EU)verwijst naar zowel slachtoffers van haatmisdrijven en seksuele geaardheid en genderidentiteit wanneer men het heeft over delicten, het recht van het slachtoffer op non-discriminatie, en de voorwaarde van individuele beoordeling. Deze richtlijn eist dat EU-lidstaten verzekeren dat slachtoffers van haatmisdrijven toegang krijgen tot gespecialiseerde ondersteuning gebaseerd op hun individuele behoeften en dat slachtoffers en getuigen de kans krijgen het incident te rapporteren bij de politie. In sommige lidstaten van de EU is het omzetten van deze richtlijn tot hiertoe niet meteen een groot succes. Sommige lidstaten passen de richtlijnen slechts minimaal toe, anderen helemaal niet.

Gedragscode: niet-bindende zelfregulering door informatietechnologie- en sociale mediabedrijven

De “Code of Conduct on Countering Illegal Hate Speech Online” van 2016 werd ontwikkeld door de Europese Commissie in samenwerking met enkele van de grote informatietechnologiebedrijven en  Facebook, Microsoft, Twitter en Youtube. Ze bestaat uit de (niet wettelijk bindende) afspraak dat deze bedrijven meldingen onder de loep zullen nemen en illegale haatboodschappen binnen de 24 uur zullen verwijderen. Er werd ook overeengekomen dat men zou werken aan het verbeteren van de feedback naar gebruikers toe en aan het transparanter zijn naar de algemene samenleving toe. In 2018 en 2019 kondigden Instagram, Google+, Snapchat, Dailymotion en jeuxvideo.com aan dat ze zich zouden aansluiten bij deze gedragscode.

A new decision by the European Court of Human Rights (ECtHR)

Hoewel het EHRM deel uitmaakt van de Raad van Europa (RvE) en niet van de EU, zijn alle EU-lidstaten ook lid van de RvE, en dus zijn de beslissingen van de Raad van groot belang voor EU-lidstaten.

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens constateerde in januari 2020 in de zaak Beizaras en Levickas t. Litouwen dat het uitblijven van onderzoek inzake online haatcomments tegen een homokoppel een schending was van diens rechten inzake privé- en familieleven, en dat deze weigering op grond van seksuele geaardheid discriminerend was. Hiermee gaf het EHRM een zeer sterk signaal naar de Europese nationale overheden toe om duidelijk te maken dat anti-LGBTI haatboodschappen serieus moeten worden genomen.

De zaak (Beizaras en Levickas t. Litouwen) kwam er nadat een van de klagers via Facebook een foto deelde waarop hij zijn mannelijke partner zoende, wat leidde tot honderden online haatcomments. Sommigen daarvan gingen over LGBTI-personen in het algemeen, en in anderen werd het koppel persoonlijk bedreigd. De klagers beweerden dat ze gediscrimineerd werden op basis van seksuele geaardheid gezien de overheidsinstanties weigerden een vooronderzoek in te stellen inzake de haatcomments die werden achtergelaten op de Facebook pagina van de eerste klager. Ze stelden ook dat deze weigering van de Litouwse autoriteiten ervoor had gezorgd dat ze niet in beroep konden gaan.

Het Hof concludeerde unaniem dat er sprake was van de schending van Artikel 14 (het verbod van discriminatie) van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, in combinatie met Artikel 8 (recht op respect voor privé- en familieleven), en Artikel 13 (recht op een effectief rechtsmiddel). Het Hof constateerde dat

In a unanimous judgment, the Court found violation of Article 14 (prohibition of discrimination) of the European Convention on Human Rights, taken in conjunction with Article 8 (right to respect for private and family life), and Article 47 (right to an effective remedy). The Court observed that undisguised calls on attack on the applicants’ physical and mental integrity require protection by the criminal law, and that, due to the Lithuanian authorities’ discriminatory attitude, the requisite protection was not granted to them.

Belgische context rond LGBTI-haatmisdrijven

De Belgische context
Wetgevend kader

Iemand discrimineren is iemand schade toebrengen. In België is discriminatie dan ook bij wet verboden en strafbaar. Een rechter kan een discriminerende persoon veroordelen tot het vergoeden van het slachtoffer voor de geleden schade. De Belgische antidiscriminatiewetgeving bestaat uit drie wetten: de genderwet, de racismewet en de discriminatiewet. Deze drie wetten omvatten een totaal van 19 beschermde criteria. Hoewel geweld en discriminatie twee te onderscheiden fenomenen zijn,
hangen ze ook nauw met elkaar samen. Haatgerelateerd geweld is immers gebaseerd op een discriminerende motivatie. Haatmisdrijven Zoals hierboven reeds uitgelegd, bestaat een haatmisdrijf uit een strafbaar feit + een haatmotief. Het Belgische strafwetboek voorziet geen definitie van haatmisdrijven. Wel benoemt het wetboek tien misdrijven waarvoor verzwarende omstandigheden gelden. Een misdrijf waarbij het motief haat, minachting of vijandigheid is jegens een van de 19 beschermde criteria, wordt omschreven als een haatmisdrijf. De feiten waarvoor verzwarende omstandigheden bestaan in het Belgische strafwetboek zijn de volgende:
1. Aanranding van de eerbaarheid en verkrachting
2. Doodslag en slagen en verwondingen
3. Schuldig verzuim
4. Aanslag op de persoonlijke vrijheid en op de onschendbaarheid van de woning
5. Belaging
6. Laster en eerroof
7. Brandstichting
8. Vernieling van bouwwerken, gebouwen, treinen, schepen, machines
9. Vernietiging van of schade aan eetwaren, handelswaar, of andere roerende goederen
10. Graffiti en schade aan onroerend goed Deze tien misdrijven voorzien seksuele oriëntatie als een van de be- 45
schermde criteria. Een misdrijf begaan met een holebifoob motief moet met andere woorden in
aanmerking komen voor strafverzwaring.
‘Doodslag en slagen en verwondingen’ is het enige misdrijf dat afwijkt van de anderen, en dat op twee manieren:
• Dit is het enige misdrijf dat het kenmerk ‘geslachtsverandering’ opneemt in haar oplijsting van beschermde kenmerken.
• Dit is het enige misdrijf dat sowieso een strafverzwaring inhoudt. In het geval van de negen andere misdrijven is het
zo dat ze een strafverzwaring kunnen inhouden. Hierdoor is het aan de rechter belast met de zaak om dit wel of niet toe te passen. Dat betekent dat een transfoob motief alleen bij ‘doodslag en slagen en verwondingen’ een strafverzwaring oplevert, en dat onder de noemer van ‘geslachtsverandering’.

Holebifobe motieven moeten in het geval van de bovenstaande misdrijven altijd in rekening worden gebracht. Genderidentiteit en genderexpressie worden momenteel niet vermeld in het strafwetboek. In 2014 werd de notie ‘directe discriminatie op basis van geslacht’ in de antidiscriminatiewetgeving uitgebreid met ‘genderidentiteit en genderexpressie’ (wet van 22 mei 2014). Het strafwetboek werd echter nog niet aangepast om deze referenties naar genderidentiteit en genderexpressie op te nemen. Een parlementaire commissie belast met de evaluatie van deze lijst heeft in 2017 opgemerkt dat het haatmotief ook van kracht moet zijn in geval van andere misdaden. Bij haar evaluatie van de wetgeving inzake discriminatie adviseert het orgaan voor gelijkheid de opname van misdaden zoals marteling of afpersing en de heropname van moord (Unia, 2017). Tijdens de vorige legislaturen
voerde de Belgische federale overheid verschillende hervormingen door op vlak van justitie. Minister van Justitie Koen Geens is momenteel bezig met het sluitstuk van deze hervormingen, namelijk de hervorming van het strafwetboek. Dit zal een impact hebben op onder andere de strafmaat voor bepaalde misdrijven. Bepaalde gedragingen worden geschrapt wanneer een andere afhandeling mogelijk is. Dit ligt in lijn met de huidige tendens om een aantal lichtere feiten van overlast te bestraffen met gemeentelijke administratieve sancties